ARCHIEFVARIA                            Archiefvondsten Overkwartier van Gelre
 



115

Bouw van een brug te Baarlo in 1773  

Onderstaand stuk betreft de condities en voorwaarden voor de bouw van een brug bij de St. Rochus kapel op de Reijsheuvel te Baarlo in 1773  

Conditien en voorwaarden  onder de welcke naer gedaene kercke publicatie de regeerders van Baerlo publijck sullen verdoen het maecken der Gemeents oft Reijsheuvels brugge, als oock den Romp offte Canael aen het Broek valderen en een vonderen over de quisbeek.

Eerstelijck moet deze brugge breet sijn acht voeten en twelf voeten langh en de plancken moeten sijn 2 ½ duym dijck, vijf ribben ses en vijf duijm dijck, twee balcken van elf voeten lanck, acht en ses duijm dijck, drij paelen van seven voeten lanck, dewelcke moeten sijn acht duijm in kant;

2. De paelen aen den kant naer ‚t suijden vermeent men dat sullen blijven, edogh soo sij bij afbreek niet souden voor goet bevonden worden, so sal aen den aen=nemer de nieuwe paelen apart vergoet worden.

3. Den aen=nemer moet op de vier hoecken van de brugge eenen ancker nagelen 1 ½ voet langh

4. Item moeten aen dese brugge gemaeckt worden twee voorslagen offte vleugels op den bovenkant ses voeten langh en so hoogh als de brugge is

5. Item moeten besijden de brugh tegen de paelen oock plancken gemaakt worden van onder tot boven van 1 ½ duijm dik.

6. Sal aen dese brugge niet mogen gebruijckt worden als goet eijcken hout, sonder open te sijn of ringh te hebben.

7. De nagels moeten sijn ses duijm langh en ijder nagele een halven voet van elkanders te nagelen en wijder niet.

8. Het alt hout van de brugge sal blijven voor den aen=nemer en het geene noch bequaem sal bevonden worden sal hij aen de brugh moge gebruiijcken.

9. Den aen=nemer sal sijn gelt ontvangen naer het goet keuren van de brugh: bij den tegenwoordigen schatheffer.

10. Den aen=nemer sal gehouden sijn aenstonts te betaelen voor het maeken deser conditien en presentie van regeerders 30 stuijver Cleefs.

11. Dese brugge verveerdigt sijnde, sal besien worden van d’amptelijke regeerders en indien den aen=nemer quaat hout daer aen gebruijkt oft andere fouten gemaekt heeft sal gehouden sijn sulcks te veranderen op peene dat alle onkosten daer over rijsende op hem sullen komen.

Alnoch sal uijtgeset en verdaen worden aen den minst biedende den romp oft canael aen het Broek valderen.

Dit canael moet langh sijn veerthien voeten en gemaekt worden onder op palen en boven een plaet van eenen voet breet en vier duijm dick.

De palen onder moeten sijn vier en vijf duijm dick, waer in gewerckt moeten worden twelf stimpelen aen ijder kant ses, de wijde onder moet sijn twee voeten en twee voeten hoogh.

De stimpelen moeten sijn vier duijm dick, de planck voor de stimpelen moeten sijn   1½ duijm dick.

Item een vonderen aen de bovenste Quisbeek hetwelk langh moet sijn 13 voeten en vijf duijm dick, eenen voet breed.

De brugge uijtgeset sijnde is verbleven aen Jan van Hees voor drij en sestigh gulden Cleefs

Was getekend Jan van Hees.

Het canael en het vonderen uijt geset sijnde is verbleven aen Jan van Hees voor Drij en dertigh gelden Cleefs.

Was getekend Jan van Hees.

Aldus verpacht ten overstaen van de onderstaande schepenen tot Baerlo den 3e oktober 1773

Was getekend  Peter Heldens  Willem Engels         

Bron: RHCL 01.029 nr. 3119

© H. Brueren  

VALDEREN =  valhek ter afsluiting van een gebied of perceel (weiland)

VONDEREN = losse brug (meestal een enkele plank) over een sloot

Duim =     2,6cm

Voet =    30,8 cm